MENU

Geen vaarverbod

Vaarverbod

Een inkijk in de Landtong #2, tekst; Florrie van der Kamp

Rondbladerend in een boekhandeltje in de Javastraat, kom ik de volgende passage tegen: ‘Opeens klopt het. De boot doorklieft het water, recht en in evenwicht. Margot ademt diep in bij het oprijden en uit bij het uittrappen, haar handen hebben de riem stevig vast, ze knijpt niet. Haar rug is recht en haar benen gespannen, niet verkrampt. De beweging, die vreemde onnatuurlijke roeibeweging, lijkt vanzelf te komen, het kost kracht, geen overbodige energie. Niets aan inspanning wordt verspeeld. Ze hoort zichzelf hijgen, de slagen ‘op tien’ worden korter en sneller, de anderen hijgen ook. De boot zweeft over het water.’

 

Wat is dit voor een boek dat roeiend begint? Het blijkt een roman over de zus van Anne Frank, Margot, geschreven door Sophie Zijlstra (Querido, 2012). Het draait in dit boek grotendeels om het gegeven dat Margot als Joods meisje niet meer welkom is op haar roeivereniging. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in 1941, de periode dat Joden op steeds meer plaatsen niet meer mochten komen. Zo ook bij de VBWJ, de Vereeniging ter Bevordering van de Watersport onder Jongeren. Een roeivereniging verboden voor Joden? Bij de andere Amsterdamse roeiverenigingen was dat toch niet het geval? Maar inderdaad, de VWBJ kreeg zo’n brief. Mijn inschatting is dat dit gebeurde omdat de VBJW onder de afdeling Onderwijs ressorteerde (de brief is te vinden in het gemeentearchief van Amsterdam).

We hebben een brief gekregen ‘zegt de voorzitter, ‘van de wethouder van Onderwijs van de gemeente van Amsterdam, de heer Smit.’ Hij zet zijn leesbril op en kijkt in de brief. ‘In die brief staat het volgende, ik zal het je voorlezen: Geachte heer, enzovoort, enzovoort, per direct mogen Joodse kinderen en tevens leerlingen van Joodse scholen geen gebruik meer maken van de roeigelegenheid onder de Amstelbrug.’

Op basis van dit feitelijke gegeven ontrolt zich het verhaal. Margot weet dat ze zich bij dit verbod neer moet leggen, maar bijt zich erin vast om wèl mee te mogen met de roeitocht, waarmee het roeiseizoen wordt afgesloten. Waarom wil ik dat zo graag, vraagt ze zichzelf af. Ze brengt het als volgt onder woorden: ‘Omdat ik dan niet weggestuurd ben. Als de seizoensafsluiting geweest is en ik daarna niet meer mag roeien, ben ik net als de anderen. Een roeister in de winterstop.’ Een veelzeggend antwoord.

Het bestuur moet beslissen of de twee Joodse kinderen om wie het gaat mee mogen met de roeitocht. De meningen zijn verdeeld. De beschrijving van deze discussie en vooral ook hoe persoonlijke motieven meespelen in de standpuntbepaling, vind ik misschien nog wel het meest interessante in dit boek. Hoe zwart-wit het vraagstuk misschien ook lijkt – je bent voor of tegen de Joden, voor of tegen de Duitsers – er blijken allerlei persoonlijk ervaringen en belangen mee te spelen.

De voorzitter wil zich aan de wet houden: het mag niet. De penningmeester twijfelt, maar omdat de voorzitter zijn zwakbegaafde zoon klusjes laat doen op de vereniging, durft hij niet tegen de hem in te gaan. De secretaris heeft een dilemma: ze is coach en vriendin van Margot, maar tegelijk heeft ze een verhouding met de voorzitter. Er zit ook een bakker in het bestuur. Zelf ziet hij niet zoveel in roeien, maar hij is gevraagd omdat zijn dochter roeit, en hij zo fijn broodjes kan leveren bij festiviteiten. Hij heeft een moeilijke relatie met zijn Joodse stadgenoten. Omdat er in zijn wijk opeens veel nieuwe Joodse bewoners kwamen – gevlucht uit Duitsland – bloeide zijn bakkerij als nooit tevoren. Hij deed goede zaken en investeerde in zijn winkel. Tot het moment dat de Joodse gemeenschap zijn bakkerij als niet koosjer bestempelde. De zaak liep leeg en nu zit hij in de schulden.

Intrigerend om te lezen hoe allerlei grijstinten kunnen sluipen in een dilemma dat zo simpel zwart – wit lijkt. En dat is precies wat er in de bezettingstijd veel vaker gebeurde dan we soms willen toegeven: we waren lang niet allemaal helden, we maakten lang niet altijd zuivere en goede keuzes.

Er bestaan verhalen over roeiverenigingen die ‘goed’ of ‘fout’ waren in de oorlog. Duidelijk is dat er op allerlei manieren werd geworsteld met dit thema. Ook in de archieven van Willem III zijn hier tekenen van te vinden. Om van de geschiedenis te kunnen leren is het belangrijk om als vereniging je eigen ‘grijstinten’ onder ogen te zien. Het boek dat op dit moment in de maak is over verleden en heden van Willem III biedt daar, naar ik hoop, alle kansen toe.